Praktisch stedenbouwkundige met 3d-talent
Aan het begin van het gesprek ligt een blanco vel papier voor hem. Als hij enthousiast begint te praten over zijn vak, zijn architectonische idolen, over auto’s, Ajax en zijn gemeentelijke carrière als stedenbouwkundige, ondersteunt hij zijn betoog met het ernaast liggende Faber-Castell potlood en illustreert hij met rake, beeldende potloodlijnen zijn boeiende verhaal in woord én beeld.
Geen sportcarrière voor multi-talent
Ooit was de thuissituatie van Martin niet echt florissant. Zijn vader had een eigen kweekcultuur van primula’s en cyclamen bij kwekerij Eveleens in Aalsmeer. ‘Het was zeven dagen werken in armoe’, vertelt Martin. ‘Mijn vader had ook geen tijd om me drie keer week naar Ajax te brengen. Met Johan Neeskens zat ik op de LTS. We voetbalden samen in het schoolelftal, waar we door Bobby Haarms gescout werden om voor Ajax te komen voetballen. Mijn vader was voor Feijenoord, dus thuis kon ik niet echt over voetbal praten; ook omdat mijn moeder niet wilde dat ik ging voetballen. Ze was bang dat me iets zou overkomen. Te vaak zag ze, dat mijn buurjongen die betaald voetbal speelde, met de ambulance thuis werd gebracht. Ik mocht van haar alles doen, behalve voetballen. We hadden daar trouwens ook het geld niet voor. Ik ging daarna met een gekregen fiets wielrennen, tot die fiets kapot viel en er geen geld was voor een nieuwe. Uiteindelijk ben ik gestart met schaatsen op de Jaap Edenbaan. Mijn trainer zag in mij een schaatstalent en was enthousiast over mijn techniek. Maar hij voegde er wel aan toe, dat ik meer moest gaan eten, omdat ik anders van de schaatsclub af moest. Ik had in die tijd weinig kracht, was zo mager als een lat. Het lukte me ook niet om aan te komen. Logisch, want ik at in die tijd alleen maar appelmoes’.
Autofreak
‘Ik wilde altijd al graag een auto’, vervolgt Martin. ‘Daarmee hoopte ik later te kunnen autoracen. Mijn hele jeugd had ik voor een auto gespaard en op mijn 18e had ik hem. In de jaren zeventig werd ik leerling bij Gijs van Lennep. Daar heb ik mijn coureurslicentie gehaald en ben in mijn vrije tijd autocoureur geworden. Ik leerde in die tijd Toine Hezemans en Arie Luijendijk kennen, geweldige coureurs. Vanaf het moment dat ik ging racen, ben ik een fanatieke autoliefhebber geworden. En nog steeds hou ik enorm van mooie auto’s én racen. Voor de Gemeente was ik naast mijn reguliere werkzaamheden voor de nieuwe hoge functionarissen, waaronder de gemeentesecretaris en de directeur, aangewezen om hen door Haarlemmermeer te rijden en mijn kennis over de gemeente over te brengen’.
Werken voor de gemeente en “Pa” Achterstraat
‘Ooit ben ik als jachtbouwer in Aalsmeer begonnen’, vertelt Martin. ‘Ik was scheepstimmerman en heb er geleerd, dat je bij het bouwen niet alleen creatief moet zijn, maar ook functioneel. Met de komst van polyester boten, zag ik geen grote toe- komst in de scheepsbouw en solliciteerde bij de gemeente Haarlemmermeer. Daar leerde ik Pa (Jan, red.) Achterstraat kennen. Hij deed er stedenbouwkundig werk en nam me in 1971 als leerling aan. Ik kon heel goed tekenen en werd daarom aan een tekenbureau gezet. Ik heb een 3D-gave, zeggen ze. Ik kan dingen heel snel ruimtelijk zien. Pa was directeur sociografisch bureau de Meerlanden, onderdeel van de gemeente. Hij heeft me snel weer naar school gestuurd, want je moet diploma’s halen anders word je niet bevorderd bij de gemeente. Ik ging naar Arnhem en haalde er na 2 jaar mijn diploma MTS stedenbouw. Daarna deed ik HTS Stedenbouwtechniek in Den Haag om vervolgens op de TU Delft gastcolleges te volgen van Aldo van Eyck. Pa heeft me altijd gestimuleerd om verder te gaan, ik was zijn protegé en we hadden een klik samen. Ruim zes jaar heb ik hem ook als zijn chauffeur rondgereden. Hij had geen rijbewijs en ik vond autorijden altijd al heel erg leuk. Regelmatig reden we op de terugweg een andere route. Vaak door Amsterdam, waarbij hij me alles over stedenbouwkunde uitlegde. Inmiddels is hij 93 en we zijn nu al 51 jaar hele goede vrienden’.
Van woonwijken naar bedrijfsterreinen
‘Eerst deed ik veel stedenbouwkundig werk en ontwikkelde nieuwe woonwijken in Haarlemmermeer. Maar op een gegeven moment vond ik het niks meer. Ik kreeg ruzie op het werk want ik kon geen kwaliteit meer maken, omdat de VINEX-locaties werden gedicteerd door het Rijk. Er mochten geen achterpaden meer worden ontwikkeld en ook de parkeerdieptes moesten worden geminimaliseerd, want dat scheelde volgens het Rijk veel geld. Maar ik ben iemand van de functionaliteit. In 1988 ben ik overgestapt naar het ontwikkelen van het bedrijventerrein op Graan voor Visch Zuid. Zo was ik nauw betrokken bij de realisering van discotheek The Challenge, een initiatief van wethouder Knosse. Hij wilde ook het autobedrijf van Van Kalmthout uit het dorp weg hebben, omdat er in het centrum een winkelcentrum moest komen’.
Ome Rinus
Ome Rinus van Kalmthout kocht toen grond op Graan voor Visch Zuid om zijn bedrijf na de verplaatsing te vestigen. Met ome Rinus had ik een hele goede klik. Vaak ging ik na werktijd even bij hem langs. Hij noemde me ‘schoffie’. Ik tekende voor hem een nieuw pand op het nieuwe industrieterrein Graan voor Visch Zuid. Zo schetste ik de kelder voor de auto’s, tekende daarop een showroom, met daar weer bovenop het kantoor en in het midden het magazijn, Met aan de ene kant de spuitcabine en aan de andere kant de garage. En zo werd het al snel een praktisch ontwerp. Uiteindelijk is het ook zo gebouwd’.
Architect Mario Botta
Begin 80-jaren was Martin lid van designclub Amsterdam, een binnenhuisclub. ‘Omdat ik daar veel tijd aan heb besteed, heb ik daar een mooi net- werk en veel inspiratie aan overgehouden’, betoogt Martin. ‘Na afloop van één van die bijeenkomsten, hadden we een meeting in het Tropenmuseum. Alle beroemde architecten uit de wereld kwamen daar samen. Ik heb er in 1988 mijn favoriete architect Mario Botta uit Zwitserland ontmoet. Hij was naast architect ook stedenbouwer, landschapper, binnenhuisarchitect en meubelmaker. Ik hou van dat soort stedenbouw-architecten. Tegenwoordig studeer je af op één van die disciplines, maar dat vind ik fout, want al die onderdelen van de architectuur, hebben met elkaar te maken. Architect Mario Botta was een leerling van Le Corbusier, de bekende ontwerper van o.a. meubelen, kerken, lampen en horloges. Ik ben onder de indruk van die man’s werk. En heb hem altijd gevolgd. Heb ook al zijn boeken, die door hem zijn gesigneerd’.
LaVista appartementencomplex
‘In 2000 zou ik vertrekken bij de gemeente en zou als stedenbouwer naar de gemeente Aalsmeer gaan. In die tijd werd een nieuwe directeur van de dienst Ruimte, Wonen en Economie aangesteld; Niek Verdonk. Hij kwam uit Groningen, het was een geweldige man, een architect en stedenbouwer. En omdat ik degene was, die nieuwe medewerkers door de polder reed, troonde ik hem onder andere mee naar de oude vervallen graansilo bij het Cruquius-gemaal. Hij vroeg me wat de ge- meente met deze plek moest doen. Ik zei, ik doe er niks mee, want ik ga weg bij de gemeente. Zijn mond viel open. Hij wilde dat ik bleef en vroeg me, hoe hij kon zorgen, dat ik voor de gemeente bleef werken. Dus verzon ik een grap. Ik wilde salarisver- hoging, een keer Formule1 rijden met Michel Schumacher op Circuit Magny-Cours in Frankrijk én een gebouw maken met Mario Botta. Dat staat, zei hij tot mijn grote verbazing. Dus dezelfde dag belde hij Jo Coenen, de rijksbouwmeester. Of hij interesse had om een gebouw te maken, in Haarlemmermeer. Dat is uiteindelijk gelukt, net als de salarisverhoging. Voor de rit met Schumacher was ik helaas uitgeloot. Ik heb toen Koen Vermeer en Leo Hombroek heel enthousiast gemaakt en hen een door Botta gemaakt gebouw in Maastricht laten zien. We hebben daarna Mario Botta uitgeno- digd om hem de bouwplek te tonen. Hij was zo onder de indruk van de plek en de omgeving, dat hij al ter plaatse de schetsen maakte. Het samen met hem gebouwde LaVista appartementen- complex is het absolute pareltje in mijn carrière geworden.
Ploeg in de polder
Martin is voor veel architecten een lastige man. ‘Ik ben erg kritisch, gooi veel gepruts van architecten weg, omdat het niet functioneel of niet praktisch is. Voor de bouw van het nieuwe pand van Ploeg in Nieuw-Vennep, zat ik vanuit de gemeente aan tafel met de Ploeg-directie en bouwkundigen. Zij kwamen met een ontwerp van een 4.000 meter groot gebouw op 7.000 m2 grond. Ik vond het ont- werp helemaal niks. Vanuit de gemeente was expliciet gevraagd om met een ontwerp van een architect en niet van een bouwkundige te komen. Ook om een tekening van een gebouw te maken en niet van een schuur. Ik heb ze weggestuurd en aangeboden om hun ontwerp in de prullenbak achter te laten. De aanwezige Ploeg-directeur vroeg of hij er de volgende dag nog even bij me op terug kon komen. Dat is gebeurd. Hij kwam in een waanzinnig mooie auto aanrijden, waarop ik hem vroeg; waarom zit u twintig minuten in uw prachtige auto en acht uur in zo’n slecht en lelijk ge- bouw? Ik heb hem anderhalf uur architectuur-les gegeven en gaf hem ook twee adviezen mee. Geef twee jonge architecten, die een gebouw kunnen ontwerpen én laat ook het personeel over het ont- werp mee praten. En samen nemen jullie de uiteindelijke beslissing. Ik stelde ook voor om het ge- bouw 25 meter hoog te maken, door alle bedrijfs- onderdelen functioneel te stapelen. Toen het klaar was, werd ik uitgenodigd, beiden waren we erg tevreden over het eindresultaat’.
Calatrava architectuurpassie
In 2004 werden de Calatravabruggen geopend door toen nog Koningin Beatrix. Martin haalde, als chauffeur van de gemeente, Santiago Calatrava met zijn vrouw en dochter op van Schiphol. ‘Ik had een groot boek met Calatrava-ontwerpen meegenomen, dat ik door hem wilde laten signeren’, ver- telt Martin trots. ‘Hij tekende er de drie Haarlemmermeerse Calatrava-bruggen met een vogeltje in en signeerde mijn boek, geweldig’! Het gezin Calatrava werd samen met wethouder en directeur uitgenodigd om bij architect Fred Kaaij thuis te eten. Mevrouw Calatrava werd gevraagd om de soep uit te serveren, iets dat ze niet gewend was, maar enorm waardeerde. ‘Zelf hoefde ik niet zo nodig aan tafel te zitten en ben boven voetbal gaan kijken’, glimlacht Martin. ‘Aan het eind van de avond kwam Calatrava zelf nog even naar boven en hebben we samen voetbal gekeken. Twee weken later kreeg ik handgeschreven brief van hem. Dat ze het zo gezellig en top hadden gehad en volop hadden genoten die avond’
Laurens schenkt geraniums
‘Bij mijn afscheid van de gemeente, kwam Laurens Schenk als grap langs met bak geraniums. Omdat hij wist dat ik na mijn pensionering toch niet stil kon zitten. Ik had al langer door mijn betrokkenheid bij bedrijfsterreinen, contact met hem. Sinds 2014 werk ik nu voor Schenk Makelaars. Met de kennis en knowhow van Schenk en de creativiteit en functionaliteit van mij vullen we elkaar uitstekend aan’.
Passie voor architectuur
Zijn boekenkast staat vol met boeken van architecten. Van Wiel Arets tot Peter Zumthor en alles wat daar tussen zit. Zijn laatst gekochte boek is van de EXPO 2020 in Dubai, waar 192 landen een uniek paviljoen hebben neergezet. De bijdrage van de Emiraten is van Calatrava, maar ook Norman Foster ontwierp een indrukwekkend paviljoen. ‘Eind dit jaar gaan we twee weken naar Dubai voor het mooiste gebouw van de wereld’, lacht Martin. ‘We gaan dan het Futuristisch Museum bezichtigen’.
Creatief en functioneel stempel
Martin Borst drukte decennialang zijn creatieve en functionele stempel op talloze woningprojecten, bedrijfspanden en bedrijfsterreinen. Hij is een voorstander van dubbel grondgebruik en ontwierp onder andere Pax 3, Bornholm 4, Overbos 7 en 13, maar was ook de ontwerper van bedrijvenpark, Graan voor Visch, de President en Nieuw-Vennep Zuid. Laatstgenoemde was een enorme uitdaging om een kwalitatief zeer hoogwaardige locatie te ontwerpen. Dat is gelukt; Nieuw-Vennep Zuid werd nummer twee van de beste bedrijventerreinen in Nederland. Martin begrijpt daar zogenaamd niets van en zegt lachend: ‘want wist je dat het winnen- de bedrijventerrein in Arnhem werd gebouwd op een oude vuilnisbelt’?